‘Als het kalf goed betaald wordt, kun je met elkaar afspraken maken over de zorg’
Hoe kan de overgang van het kalf naar de kalverhouderij nog soepeler verlopen? Een vraag die zowel de kalversector als de melkveehouderij bezighoudt. Jeroen van Maanen van de NMV pleit voor een standaardprotocol hoe stierkalveren op te fokken. “Als het kalf goed betaald wordt, kun je met elkaar afspraken maken.”
Boeren kennen Jeroen van Maanen vooral van de gesprekken over het Landbouwakkoord van enkele jaren geleden. Tegenwoordig fokt de ex-melkveehouder uit Zeewolde (Fl) jongvee op voor een collega uit de regio en is hij lid van het dagelijks bestuur van de melkveehoudersvakbond NMV. Iedereen die hem persoonlijk kent, of op radio of tv gezien heeft, kent de kracht van Van Maanen: zonder meel in de mond legt hij uit hoe zaken in elkaar steken en waar volgens hem de oplossingen liggen. Tijdens dit gesprek met VVK-voorzitter Hans Luijerink, is dat niet anders. In heldere woorden geeft hij zijn kijk op de zaak. Het onderwerp dat op tafel ligt: hoe kunnen melkveehouderij en kalverhouderij nog beter zaken op elkaar afstemmen.
Kleinere kalverhouderij?
Voordat Van Maanen inhoudelijk hierover van wal steekt, moet hem wat van het hart. “Het gekke is dat beide sectoren in elkaars verlengde liggen, maar dat ze gescheiden van elkaar optrekken. Dat is toch vreemd?” Hoewel hier de laatste paar jaar verandering in lijkt te komen, blijft het wel een punt van aandacht, vindt hij. Binnen LTO Nederland zijn er goede contacten tussen beide sectoren, ervaart Luijerink. Daar vindt regelmatig overleg plaats. Binnen de NMV-vergaderingen gaat het er zelden over, erkent Van Maanen. “Ja, of het moet over besmettelijke dierziekten gaan die geïmporteerd kunnen worden. Maar dan treedt de branchevereniging van de kalveren krachtig op.”
Van Maanen vindt het een kortzichtige gedachte als er gesproken wordt over een halvering van de kalversector. Want als dat er toe leidt dat het niet meer rendabel is om een kalverhouderij in de benen te houden, dan schiet de melkveehouderij daar niets mee op, is zijn gedachte. Luijerink geeft aan dat een kleinere kalverhouderij weinig zal oplossen als het om mest en stalemissies gaat. De kalverhouderij is verantwoordelijk voor slechts 4 procent van de totale mestproductie in Nederland, waarvan ook nog eens een derde deel verwerkt wordt. Wat betreft de bijdrage aan de methaanuitstoot is de kalverhouderij voor slechts 3 procent verantwoordelijk. Luijerink: “Een krimp van de kalverhouderij gaat de problemen niet oplossen.”
Geldt stuurt kwaliteit
Volgens Van Maanen kan de melkveehouderij niet zonder de kalverhouderij. “Anders moeten we de kalveren zelf houden. Als ze die dieren aan je fosfaatrechten toevoegen, mag je ook nog eens minder koeien houden. Dan zijn we helemaal verkeerd bezig.” Luijerink denkt dat het daarom belangrijker is om een goede samenwerking na te streven. Dat houdt wat hem betreft in gezonde kalveren afleveren waar de melkveehouder goed voor betaald krijgt. Nu de jonge kalveren duur zijn, merkt Luijerink dat direct op zijn rosébedrijf. “Melkveehouders kunnen met deze prijs wat extra’s doen in voeding en zorg. Dat zie ik terug in de kwaliteit. Geld stuurt.”
Hoe een goede samenwerking er exact uit zou moeten zien, is voor beiden lastiger te formuleren. Van Maanen: “Je moet iets meetbaars hebben. Bijvoorbeeld de kilo’s of de hoeveelheid antistoffen die kalveren in het bloed hebben. Linksom of rechtsom moet je betere afspraken met elkaar maken.” De NMV-bestuurder pleit voor het maken van een voorschrift hoe de stierkalveren op het melkveebedrijf het beste gehouden kunnen worden, een standaardprotocol. Hierin staat bijvoorbeeld welk voer en welke poeder de kalveren het beste kunnen hebben, en hoeveel. “Als het kalf goed betaald wordt, kun je ook dingen met elkaar afspreken.”
Onbeperkt voeren nadeel
Luijerink noemt het voorbeeld van kalveren die bij de melkveehouder onbeperkt melk gevoerd worden, tot 15 á 20 liter per dag, maar in de kalverhouderij teruggaan naar 4 á 5 liter per dag. “Een kalverhouder werkt op koppelniveau en weet niet welk dier veel of weinig melk heeft gehad”, zegt Luijerink. “Zo’n maximaal gevoerd kalf valt de eerste dagen op het kalverbedrijf flink af. Zulke zaken moeten we zien te voorkomen.”
Beide bestuurders zien dat veel melkveehouders de laatste jaren echt investeren in de opfok van jonge kalveren bijvoorbeeld met mobiele hokken, die verplaatst kunnen worden en goed te reinigen zijn. Luijerink: “Hiermee halen ze het hele management omhoog, niet alleen van de vaarzen maar ook van de stieren. Dat is goed om te zien.” Van Maanen: “Melkveehouders halen er voldoening uit als de kosten die ze maken financieel uitkunnen. Daar liggen de kansen voor een betere samenwerking.”
Lees ook
Meest gelezen
Agenda
-
Er zijn momenteel geen evenementen gepland