Stoppersregeling

Veelgestelde vragen over de stoppersregeling LBV-plus
Op 3 juli 2023 is de stoppersregeling LBV-plus opengesteld. Kalverhouders kunnen zich aanmelden om te stoppen waarbij ze 120 procent van de vervangingswaarde van de stallen vergoed krijgen. De regeling roept veel vragen op. Hieronder een selectie uit deze vragen inclusief het antwoord van RVO.

Wie moet formeel de aanvraag doen? Degene die de dieren houdt, of degene die de locatie in eigendom heeft?
De houder (verzorger) van de dieren is de formele aanvrager. Daar is in de meeste gevallen ook het UBN aan gekoppeld. Het kan zijn dat de houder een ander persoon is dan de eigenaar van de gebouwen, bijvoorbeeld bij huur/verhuur van stallen. De verdeling van de vergoedingen moet in dat geval privaatrechtelijk worden vastgelegd (voor zover hiervoor geen onderliggende contracten zijn opgesteld). De huurder krijgt als aanmelder in dit geval ook het beroepsverbod. Als de huurder niet met het beroepsverbod kan of wil instemmen dan gaat de opkoop niet door. Wil de eigenaar (verhuurder) van de locatie toch stoppen, dan zal hij met een andere regeling mee moeten doen.

Hoe wordt het beroepsverbod toegepast?
De veehouder mag op grond van de vereisten uit de LBV-plusregeling dezelfde activiteit niet elders starten of overnemen. Onder dezelfde activiteit wordt verstaan dezelfde diersoort of diersoorten die onderscheiden worden in de LBV-plus, te weten: varkens, melkvee, kippen, kalkoenen, vleeskalveren. Dit betekent dat iemand die deelneemt met een vleeskalverhouderij vanuit de regeling wel elders (bijvoorbeeld) een varkenshouderij mag starten, tenzij er op de aangekochte bedrijf ook vleesvarkens gehouden werden want dan zou iemand moeten deelnemen met zowel vleeskalveren én vleesvarkens. Overigens geldt een beroepsverbod voor alle vennoten en leden die vallen onder het bedrijf die op moment van aanmelden onderdeel uitmaken van het bedrijf. Voor een kalverhouder geldt het beroepsverbod voor de codes: 112, 115, 116, 117, 122 (codes komen overeen met bijlage D, tabel IA, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet).

De WOZ is voor de bepaling van het bouwjaar en het oppervlak. Wat gebeurt er als bijvoorbeeld het bouwjaar en het oppervlakte afwijkt van de WOZ?
De WOZ is leidend maar mag afwijken met een onderbouwing. Het is logisch volgens RVO dat de ingebruikname op een later moment is dan het bouwjaar.

Stallen moeten ouder zijn dan vier jaar (dus vanaf 5 jaar en nul maanden) om in aanmerking te komen voor de LBV-plus. Wat gebeurt er als één van de (bijvoorbeeld) drie stallen jonger is dan vijf jaar?
De leeftijd van de stal op moment van aanmelden is geldend. Een stal die jonger dan vijf jaar is op moment van aanmelden, komt niet voor vergoeding in aanmerking. De stal moet dus vijf jaar in gebruik zijn. Dit betekent overigens niet dat de stal vijf jaar in eigendom moet zijn van de huidige eigenaar. P.S. VanWestreenen geeft aan dat op dit antwoord van RVO nog discussie gevoerd zal worden. Immers, de waarde van het gebouw wordt bepaald op de datum dat de dieren en mest uit de stal verwijderd zijn. Zo kan een stal nu vier jaar zijn, maar op het moment van uitgebruikname vijf jaar.

Moeten alle stallen in gebruik zijn geweest om deel te nemen aan de LBV-plus regeling?
Voorafgaand aan de melding moet de productielocatie vijf jaar bedrijfseconomisch in bedrijf zijn geweest om voor de LBV-plus in aanmerking te komen. Stel dat het bedrijf precies vijf jaar in gebruik is en één van de vier stallen heeft het eerste jaar leeggestaan, dan is dat geen probleem. Maar als de stallen vijf jaar of ouder zijn en één stal is sinds 2020 niet meer in gebruik, dan krijg je voor deze stal geen vergoeding. Was de stal in 2020 een jaar leeg en is deze in 2021 weer in gebruik genomen, dan is dat geen probleem en wordt de stal meegenomen in de vergoeding.

Ik heb twee ubn’s op één locatie onder één vergunning. Met één ubn ben ik piekbelaster, met de andere niet. Hoe gaat RVO hiermee om?
In het geval er sprake is van twee ubn’s en één vergunning. Dan ziet RVO dit als één locatie waarvoor een subsidieaanvraag ingediend kan worden. Anders kan de veehouder niet voldoen aan de voorwaarde om de omgevingsvergunning na deelname in te trekken. Deelname kan dus alleen met het geheel. Bij het indienen van de aanvraag kan één ubn ingevuld worden en in de rest van de aanvraag kunnen beide ubn’s genoemd worden. In het geval dat er sprake is van twee ubn’s met twee verschillende vergunningen, dan moet er per ubn een aanvraag ingediend worden.

Moet de stalcapaciteit die niet in gebruik is toch afgebroken worden?
De sloop geldt alleen voor de productiecapaciteit die in gebruik is geweest in 2021. Voor stallen waarvoor geen vergoeding wordt gegeven, geldt ook geen sloop. Voor een niet in productie zijnde oude varkensstal op een kalverbedrijf geldt dus geen sloopplicht. P.S. Bij dit antwoord van RVO moet wel een kanttekening geplaatst worden. Een veehouder neemt afscheid van zijn veehouderijbestemming en moet het bestemmingsplan laten wijzigen voor zijn perceel. Een gemeente kan daar andere regels op na houden.

Mag ik na aanmelding bij de LBV-plus direct stoppen met houden van vee? Of moet ik door blijven gaan totdat er een beslissing is genomen op de aanmelding?
In principe mag je stoppen. Het gaat om het houden van dieren gedurende de vijf jaar voorafgaand aan de aanmelding. In die periode moet de stal bedrijfsmatig in gebruik zijn geweest. Uiteraard is het risico van een afwijzing voor de stoppersregeling voor de ondernemer zelf.

Welke meters tellen mee voor het bepalen van het oppervlak?
De buitenmaten van de dierenverblijven zijn de basis. Ruimtes van inpandige installaties mogen meegenomen worden. Als de voerkeuken in het dierenverblijf zit dan telt deze dus mee. Zit de voorziening buiten de stal in een apart gebouw, dan telt deze niet mee. Dus ruwvoeropslagen, werktuigbergingen en luchtwassers buiten de stal tellen niet mee. RVO controleert de buitenmaten van de indiening onder andere aan de hand van de WOZ-taxatie.

Hoe gaat RVO om met randgevallen van 2.500 mol: net wel/net niet piekbelaster. Mogen mestopslagen of mestverwerking meegenomen in de stikstofberekening in de Aeriuscheck?
Mestopslagen en mestverwerking mogen niet meegenomen worden in de Aeriuscheck. RVO toetst op de grenswaarde van 2.500 mol en controleert de berekening op de juiste invoer (gebaseerd op het gemiddeld aanwezige aantal dieren in 2021). Als er aanleiding voor is, wordt de berekening herzien. De laatste versie van de berekening zorgt ervoor of wel/niet wordt voldaan aan de 2.500 mol.

Stel ik heb geiten en vleeskalveren en wil met de vleeskalveren meedoen met de LBV+-regeling. Maar met geiten mag dit niet. Ben ik wel of geen piekbelaster? Alleen met kalveren haal ik geen 2500 mol, met geiten erbij kom ik boven de 2500 mol.
Een veehouder mag alle landbouwhuisdieren meenemen in de Aerius-berekening, dus ook de geiten. Voor geitenstallen geldt echter geen vergoeding, enkel voor de kalverstallen.

Term piekbelaster is binnen de LBV-plusregeling vastgelegd op 2.500 mol in het jaar 2021. Er zijn bedrijven die op dit moment meer dan 2.500 mol uitstoten, maar gemiddeld in 2021 niet. Zijn die bedrijven piekbelaster (met mogelijk in de toekomst extra regels)?
De term piekbelaster zoals nu opgenomen in de LBV-plusregeling moet ook alleen vanuit dat licht worden bezien. Mocht er op een later moment aanvullende beleid komen, dan kan het zijn dat de grenzen/peildatums anders liggen en dat zodoende meer of minder bedrijven de stempel piekbelaster zullen krijgen.

Stel ik heb een bedrijf met een covergister, mag ik de stallen slopen en de vergister houden?
Na het opkopen en slopen van de stallen mag er maximaal 15 procent stikstof uitgestoten worden ten opzichte van de huidige vergunning. Blijft het bedrijf hieronder en zijn gemeente en provincie akkoord? Dan is er voor RVO geen reden om te stoppen met de vergister.

Wat is het absolute moment waarop een ondernemer zich nog terug kan trekken van de LBV-plusregeling?
Formeel is dat tot de ontvangst van de laatste deel van de opkoop (subsidie). Dit betreft dus de definitieve subsidievaststelling helemaal aan het einde van de procedure. Trekt de ondernemer zich terug, dan moeten alle voorschotten terugbetaald worden.

Meer informatie
Deze pagina is mede mogelijk gemaakt door adviesbureau VanWestreenen. Heeft u nog meer vragen over de stoppersregeling? Bel naar 0342-474255 of mail naar info@vanwestreenen.nl.

Aan de antwoorden op de vragen in dit artikel kunnen verder geen rechten ontleend worden.

 

Agenda

    Er zijn momenteel geen evenementen gepland

Meer agenda

De Stoppersregeling

Alle antwoorden op veel gestelde vragen

Klik hier

Stelling

Loading

Weer

  • Zondag
    15° / 10°
    50 %
  • Maandag
    17° / 6°
    20 %
  • Dinsdag
    21° / 10°
    60 %
Meer weer