
Om broei - en dus groeiverlies van kalveren - te voorkomen, moet een rosékalverhouder beschikken over 90 strekkende meter maiskuil.
Jaarrond 1,75 meter voersnelheid per week is volgens ruwvoerspecialisten de minimale norm. In de winter mag de voersnelheid lager zijn. In de zomer moet er wekelijks minimaal 2 meter mais gevoerd worden om de kuil vrij te houden van broei en schimmels. Wanneer deze norm gehanteerd wordt, moet achter elk kalverbedrijf een maiskuil, of meerdere maiskuilen, liggen met een totale lengte van minimaal 90 meter.
Dat het totaal aantal strekkende meters langer is dan voorheen, heeft te maken met het drogestofpercentage van het ingekuilde product. Waar tot aan begin van deze eeuw een drogestofpercentage van 30 tot 34 procent als normaal werd beschouwd, bevatten maiskuilen tegenwoordig 35 tot 40 procent droge stof. Afgelopen jaar zijn veel kuilen zelfs boven de 40 procent uitgekomen omdat de afrijping van mais sneller verliep dan loonwerkers bij konden houden met het hakselen van de percelen.
Het gevolg van drogere mais is dat het vastrijden van de kuil lastiger wordt. Het bovenste deel blijft veren tijdens het aanrijden waardoor lucht in de maiskuil dringt en micro-organismen de beschikbare energie in mais omzetten in warmte. In dunne laagjes lossen en het toevoegen van een broeiremmer aan de maiskuil, zijn geen overbodige luxe. Wanneer broei voorkomen wordt, zullen ook schimmels minder voorkomen. Schimmels gedijen namelijk goed in een warme omgeving.
Lees meer over het oogsten van mais in de komende editie van De Kalverhouder die zaterdag 12 augustus verschijnt.
Lees ook
Meest gelezen
Agenda
-
Er zijn momenteel geen evenementen gepland