Helft minder importkalveren heeft weinig invloed op milieu

Dit heeft het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) berekend. De organisatie maakte deze berekening om te bepalen in welke mate een krimp van de veehouderij de milieubelasting vermindert en bijdraagt aan klimaatverbetering.

30 procent minder kalveren zorgt op landelijke schaal voor 1,4 procent minder uitstoot van stikstof en fosfaat. Ervan uitgaande dat de N-uitstoot vanuit de kalverenhouderij evenredig bijdraagt aan de ammoniakemissie, daalt ook de ammoniakemissie met 1,4 procent. Regionaal zal dat meer zijn, want de kalverhouderij is grotendeels gevestigd in Gelderland waar een grote overschrijding plaatsvindt van de stikstofdepositie op de Veluwe.

Door een krimp van de kalverhouderij met 30 procent zullen de broeikasgasemissies van de Nederlandse landbouw maar lichtjes afnemen. De kalverenhouderij is verantwoordelijk voor circa 6 procent van de broeikasgasemissies vanuit de landbouw. Een krimp van 30 procent levert dus een emissiereductie vanuit de landbouw van 1,8 procent op. Wanneer door de krimp in Nederland in het buitenland het aantal kalveren toeneemt, zal mondiaal de broeikasemissie zelfs stijgen. De Nederlandse veehouderij werkt namelijk zeer efficiënt.

In de emissie van fijnstof draagt de kalverhouderij ook weinig bij omdat de sector relatief klein is ten opzichte van de melkveehouderij. Het CLM schat dat bij een krimp van de kalversector de afname van fijnstof landelijk 1 procent bedraagt.

Voor de afname in de geuremissie geldt echter een hele andere benadering. Omdat de geur uit de melkveehouderij niet meegenomen wordt in de totale geuremissie van Nederland, is de bijdrage van overig rundvee (kalveren en vleesvee) 19,5 procent van de totale geur uit de veehouderij. Een krimp van 30 procent van de kalverhouderij draagt dan voor ongeveer 4 tot 5 procent bij in vermindering van de geuremissie uit de veehouderij.