'Lichte zwartbonten blijven langer in eenlingbox'
De zwartbonte kalveren zijn gemiddeld zo’n 40 kilo als ze aankomen op het kalverbedrijf van de familie Mulder. Lichte kalveren dus, met een bovengemiddelde kans op verteringsproblemen. “Het belangrijkste in het begin is dat ze geen vochttekort oplopen.”
Als aan het einde van de ‘oplegweek’ de stal met 1.200 plaatsen in Staphorst volg ligt, bestaat het aantal dieren voor ongeveer de helft uit vaarskalveren die in gewicht variëren tussen 36 en 44 kilo. De andere helft zijn stiertjes, meestal rond de veertig kilo of net daaronder. Van contractgever Van Drie Group kregen ze de vraag of ze het eens met dit soort kalveren wilden proberen. Hendrik, zijn vader Klaas en moeder Hendrikje zagen er wel een uitdaging in. De dieren worden gehouden voor blankvlees.
Hendrik Mulder draait er geen doekjes om. “De kalveren die wij opzetten zijn niet voor niets licht.” Het zijn lichte stierkalveren en lichte vaarskalveren waarvoor de melkveehouder geen rol ziet in de opbouw van zijn veestapel. Hendrik houdt er altijd rekening mee dat de kalveren een licht verteringsprobleem hebben of daarvan herstellen als de dieren op het bedrijf arriveren. “Het is daarom belangrijk dat de elektrolytenbalans goed blijft.” Lichte kalveren hebben ook vaak een extra medicijnkuur nodig ten opzichte van bijvoorbeeld zwaardere blauwe kalveren. Door de lichte kalveren bij elkaar te zetten, wordt voorkomen dat zwaardere dieren met meer weerstand ook besmet raken en wordt het antibioticagebruik gereduceerd.
Vochtopname
Bij de start is het zaak de lichte kalveren zo snel mogelijk goed aan de gang te krijgen. Volgens Hendrik betekent dit de eerste twee weken vooral zorgen voor voldoende vochtopname. “De eerste voeding is water met elektrolyten. Vanaf de tweede voeding geven we melk, maar de eerste tien dagen geven we daar tussen de middag ook altijd nog water met elektrolyten bij. Met melk zijn we iets voorzichtig. Snel groeien is niet altijd het streven voor deze kalveren.” Het ruwvoer wordt vanaf dag vier voorzichtig verstrekt.
De stal wordt bij opleg verwarmd. Er hangen gaskappen boven de luchtinlaat om de binnenkomende lucht op te warmen. “Er mag geen koude lucht over de dieren komen. Daarom proberen we ook tijdens winterse temperaturen de lucht op te warmen tot vijftien graden.” Voor de hele zwakke kalveren is een groepshok op stro beschikbaar.
Langer in eenlingbox
De kalveren komen direct op de roosters in de eenlingboxen. Alleen hele slechte kalveren komen in een strohok. De kalveren blijven bijna vier weken in eenlingboxen, dat is langer dan gemiddeld. “Maar het zijn lichtere dieren, dus passen ze ook langer in de eenlingbox. Zo kunnen we ze iets langer individueel melk verstrekken en kunnen we het individuele kalf ook beter in de gaten houden.” Daarna komen de kalveren in groepshokken met een groepsgrootte die varieert van vijf tot negen dieren. Bij de selectie van de groepen wordt gekeken naar het formaat van de dieren, het type en de hoeveelheid die ze drinken. De vaarsjes en de stieren blijven gescheiden.
De kalveren blijven tussen de 27 en 29 weken op het bedrijf. De meeste halen een achterstand bij opleg niet meer in. Daar zit dan minder vlees op bij de slacht. Het gemiddelde geslacht gewicht per koppel zit op 130 tot 145 kilo. De gemiddelde uitval ligt rond de 3 procent.
Niet voldoende focus
Als kalveren langer op het melkveebedrijf moeten blijven, verwacht Mulder grotere verschillen te zien. Een groot deel van de melkveehouders pakken het goed op, weet hij ook vanwege de veehandel van zijn vader: “Er zijn melkveehouders die kalveren afleveren van ruim zestig kilo. Maar dat zijn niet de kalveren die bij ons komen.” Sommige melkveehouders besteden minder aandacht aan kalveren de het bedrijf snel verlaten. Hendrik weet niet precies waar het aan ligt. “Wellicht is de focus er niet. Sommige kalveren hebben bij aankomst al haaruitval door een periode van diarree. Deze beesten hebben al een dip gehad en zijn aan het herstellen. Dat betekent bij ons een slechte start.”
Hendrik ziet dat diarree en verteringsproblemen vaak het gevolg zijn van minder nauwkeurig voeren. Bijvoorbeeld te weinig biest waardoor de afweer niet goed kan ontwikkelen. Wat je ook ziet is dat ze te krap voeren, omdat ze juist bang zijn voor diarree. Maar ’s winters kan dat ook te krap zijn waardoor de dieren niet op temperatuur blijven. Je moet ook wel durven te voeren.” De opfok van kalveren en het houden van kalveren voor de vleeskalverhouderij zijn twee disciplines, merkt Hendrik op.
Kalverhouders stemmen management af op type en ras
De variëteit in het type kalveren die melkveehouders aanbieden is groot. Op verzamelcentra worden de dieren gesorteerd op gewicht en kwaliteit. Vervolgens gaan ze naar verschillende kalverhouders die zich specifiek richten op dit type kalf.
Lees ook
Meest gelezen
Agenda
-
Er zijn momenteel geen evenementen gepland