‘Kalveropfok is een vak apart’

Familie De Jong van melkveebedrijf De Otterwille uit Bantega zet vol in op kalveropfok. Met een nieuwe kalverstal en deelname aan Programmakalf proberen ze hun opfok continu te verbeteren, en dat betaalt zich terug.

Onder een dak van geïsoleerde platen en een overdrukventilator staat een tiental eenlingboxen op een betonnen vloer. De jonge kalfjes drentelen in hun hok. Het is er ruim, fris en schoon. De bekende urinegeur hangt er niet; de urine wordt via een buis afgevoerd naar de kelder van de melkveestal.
Het stalletje – vorig jaar zelf gebouwd - speelt een belangrijke rol in kalveropfok van de familie De Jong uit Bantega. “Voorheen liepen de jonge kalfjes op de voergang van de oude ligboxenstal, maar dat was eigenlijk geen doen”, vertelt zoon Jan-Germ, die samen met zijn broer Marten-Jan, vader Germ en moeder Jantje in een maatschap zit. “De hygiëne hadden we daar niet goed op orde en dus veel uitval.”
Ze besloten een nieuwe stal neer te zetten, maar dat was een zoektocht. Wat is het beste voor een kalf? Wat werkt prettig voor de boer? “Eerst dachten we aan een open kapschuur of zo’n systeem waarbij vijf eenlingboxen aan elkaar zitten, maar dat was duur en eenlingboxen hadden we zelf al”, vertelt Jan-Germ. “Dus we zijn zelf gaan tekenen.” Uiteindelijk werd het een dichte schuur waar ze 24 eenlingboxen in kwijt kunnen en die gemakkelijk met een hogedrukspuit te reinigen is. “Met de nieuwe stal hebben we echt een grote stap in de hygiëne gemaakt”, zegt de melkveehouder. “We hebben nu veel minder uitval.”

Werken aan biestkwaliteit
De familie heeft een melkveebedrijf, bestaande uit 190 melkkoeien, 50 pinken en 50 kalveren en 97 hectare grond. Ze melken sinds 2015 drie keer daags. Het rollend jaargemiddelde ligt op 10.500 kg melk met 4,40 procent vet en 3,50 eiwit. De kalveropfok is altijd al een belangrijk aandachtspunt geweest. Dat begint niet bij de geboorte van een kalf, maar al bij de droogstand van de melkkoeien, benadrukt Jan-Germ. “Wanneer je dat rantsoen niet goed op orde hebt, zorgt dat ook voor een mindere biestkwaliteit.” In de droogstand voeren ze natuurhooi, kuilgras, mais, soja, anionisch zout en mineralen. Daarnaast enten ze de droge koeien tegen rota-, corona- en colidiarree zodat de biest antistoffen tegen deze ziekten bevat. Ook krijgen de droge koeien 14 dagen voor het afkalven een opstapbrok.
Een goede biestkwaliteit betaalt zich meteen terug bij de geboorte, stelt hij. “Dan krijgen de kalveren meteen 2 tot 2,5 liter biest. We meten alle biest. Wanneer de brixwaarde onder de 22 ligt, waarderen we de biest op door biestvervanger toe te voegen.”
Speenemmers spelen daarbij een belangrijke rol. De kalfjes krijgen drie keer per dag 2 liter via een speenemmer. “Ook daar zit een punt van aandacht als het gaat om hygiëne. We maken de emmers elke dag schoon, ook de speen vanbinnen. Daarnaast zorgen we ervoor dat we de spenen op tijd vervangen.”
Alle kalfjes worden preventief geënt tegen longontsteking. “We hebben dat goed onder controle”, stelt Jan-Germ. “De kalveren zijn gezond en fit. Soms denken we wel eens om niet meer te enten, maar dat risico durven we niet aan. Zeker nu met mist en vochtigheid in de lucht zijn het gevaarlijke tijden. Longontsteking tekent een dier voor het leven.”

Minimaal 21 dagen
Bijzonder is dat de familie de stierkalfjes 21 dagen tot soms de 30 dagen aanhoudt. “Dat kost melk, maar het levert ons ook wat op”, zegt Jan-Germ. Het extra werk dat ze erin stoppen, zorgt voor een extra opbrengst. “We hebben gezonde kalveren en er zit meer gewicht aan. Onze ervaring is toch dat ze pas na 21 dagen een stap in hun groei maken.” 
Maar is dat niet te makkelijk gezegd? “Als het goed loopt en je de boel goed op orde hebt, is het inderdaad makkelijk om ze langer aan te houden”, beaamt hij. “Als het niet loopt, wil je ze eigenlijk zo snel mogelijk weg hebben.”
Dat hebben ze zelf afgelopen zomer ook ervaren. De koeien en kalveren hadden hittestress. “De kalveren wilden niet drinken. De koeien vraten minder. Dan zit je in een vicieuze cirkel”, vertelt de melkveehouder. Het bleek een ijzertekort te zijn. Daar kwamen ze achter via Programmakalf van Denkavit. “In het kwartaaloverzicht stonden de vitaliteitscijfers van veel kalveren in het rood. Na contact met onze jongveespecialist (zie kader) kregen we inzicht in de individuele cijfers en bleken de kalveren een ijzertekort te hebben. Omdat de hittestress al voorbij was toen we de cijfers kregen, hebben we geen actie ondernomen, maar het is wel iets waar we volgend jaar extra opletten.”

Meer inzicht in keten
Met Programmakalf krijgen melkveehouders inzicht in een deel van de keten, waarmee de prestaties van het dier zijn te volgen en de boer kan schakelen richting de andere kalveren en/of het management. De familie zou meer inzicht willen hebben in de prestaties van het kalf in de gehele keten. Jan-Germ: “Voor ons gevoel gaat een kalf waar je goed voor gezorgd hebt na 21 dagen weg, en je hoort er, behalve via Programmakalf, weinig meer van. Dat motiveert niet. Elk onderdeel van de keten zou transparanter moeten zijn, zowel de handelaar als de slachterij.” 
Daarbij speelt ook de prijs een rol. “Een kalf moet wel een minimale waarde hebben, anders krijgt een boer er geen energie van”, zegt Jan-Germ. “Zeker nu de melkprijs rond 60 cent ligt en de kalverprijs aan de krappe kant is, is de vraag: stop ik die melk in het kalf of verkoop ik het aan de melkfabriek? Een kalf krijgt 6 liter melk per dag, dat kost mij €3,60. Weegt dat op tegen het aantal kilo’s dat dat kalf per dag groeit? Pas wanneer je een goede prijs krijgt, word je enthousiast en energiek. Dan doe je het ook ergens voor.” 
Toevallig gaat de familie morgen op excursie naar Denkavit. “Wanneer we meer van elkaar weten, kunnen we daarop anticiperen en onszelf verbeteren”, zegt hij. “Uiteindelijk draait het om het samenspel tussen beide sectoren met wederzijdse waardering. Wij zijn melkveehouders. Kalveropfok is echt een vak apart. Is het geen idee als het vakblad De Kalverhouder wat vaker bij ons op de mat valt?”
 


Vijf jaar Programmakalf

Programmakalf bestaat nu vijf jaar. In die tijd zijn er al heel wat verbeteringen te zien in de algehele kalveropfok. Zo zijn de opzetgewichten toegenomen en is het totaal eiwitgehalte (= maat voor de biestvoorziening) gestegen. “We merken dat melkveebedrijven de biestvoorziening beter voor elkaar hebben, waardoor het totaal eiwit stijgt. Daarnaast ligt het gemiddelde opzetgewicht nu boven de 50 kg, terwijl dat in het verleden rond de 47 kg schommelde”, zegt jongveespecialist van Denkavit, Ydo Homma, die ook bij familie De Jong betrokken is. Ook is de communicatie tussen beide sectoren verbeterd. “Door bijvoorbeeld excursies naar een kalverhouderij, proberen we deze twee werelden samen te brengen”, zegt hij. “We merken dat beide partijen hier enthousiast over zijn.”
Het samenspel speelt een belangrijke rol, stelt zijn collega Ashley van de Ven. “Het is een win-winsituatie. Wij krijgen hierdoor meer inzicht in de kalveren die bij ons komen en kunnen zo sturen op het type kalf. Daarnaast wint de melkveehouder er ook bij, want zijn eigen opfok verbetert ook, waar dus ook de vaarskalveren die op het bedrijf blijven, van profiteren.” Dat er vanuit de melkveesector nog meer transparantie en inzicht gevraagd wordt, snappen ze. Vandaar dat er binnenkort ook een app beschikbaar komt, waar melkveehouders binnen een dag per individueel kalf data teruggekoppeld krijgen, zodat ze eerder kunnen bijsturen.

Agenda

    Er zijn momenteel geen evenementen gepland

Meer agenda

De Stoppersregeling

Alle antwoorden op veel gestelde vragen

Klik hier

Stelling

Loading

Weer

  • Maandag
    22° / 9°
    10 %
  • Dinsdag
    23° / 8°
    10 %
  • Woensdag
    21° / 9°
    5 %
Meer weer