Vaccinatie ondersteunt kwetsbare longen

Melkveehouderij en kalverhouderij. Ze liggen in elkaars verlengde. Letterlijk als het gaat om de route die het kalf aflegt. Maar ook in de gezondheidsaanpak kruipen beide sectoren naar elkaar toe.

Dat de gezondheidsaanpak op melkvee- en kalverbedrijven naar elkaar toegroeit, zal in de toekomst nog duidelijker zichtbaar worden als kalveren langer op het melkveebedrijf verblijven, verwacht Jaap Brand, melkvee- en kalverdierarts bij DGC Boven-Veluwe. Het aantal jonge kalveren op een melkveebedrijf neemt toe, waardoor de kans op het optreden van luchtweginfecties ook toeneemt. “Om een goede kwaliteit kalveren af te leveren, zullen melkveehouderij en kalverhouderij nog meer de verbinding moeten zoeken”, voorziet Brand.
Het begint volgens hem met begrip voor elkaar. De Veluwe - waar Brand werkt – kenmerkt zich door een gemengde veehouderij met melkvee- en kalverhouderijen. “Daar is al veel begrip. In echte melkveegebieden hoor je vaak ‘dat Jan van Drie te weinig voor de kalveren betaalt’. Daar is nog een hoop te winnen.” Beide sectoren hebben elkaar hard nodig, is de overtuiging van Brand. De kalverhouderij heeft de melkveehouderij nodig om de stallen vol te krijgen en de melkveehouderij heeft de kalverhouderij nodig om het probleem van de stierkalveren netjes op te lossen. De kwaliteit van het kalf komt daarbij steeds meer centraal te staan.

Rota, corona en coli
Om de kwaliteit van kalveren naar een hoger plan te tillen – en het antibioticagebruik in de kalverhouderij te drukken - ziet Brand goede mogelijkheden voor het vaccineren van koeien en (vlees)kalveren. Bij koeien betreft het een vaccinatie tegen het rota- en coronavirus en de bacterie E-coli. Deze ziekteverwekkers kunnen heftige diarree veroorzaken bij jonge kalveren, waardoor de weerstand daalt en de kans op luchtweginfecties fors toeneemt. Door koeien in de droogstand te enten met een combinatievaccin zijn de resultaten tien weken later ‘op de streep af’ te zien, ervaart Henk van Kuijk, dierenarts bij farmaceut MSD. “Kalveren hebben nauwelijks nog diarree, er is minder uitval en ze wegen zwaarder bij afleveren.”
Ook voor kalveren zijn er steeds meer vaccins beschikbaar, vooral om luchtweginfecties tegen te gaan. Jonge kalveren krijgen weliswaar bescherming via de biest, maar na drie tot vier weken neemt die bescherming sterk af. Hierdoor kunnen virussen zoals BRSV (pinkengriep), IBR (koeiengriep), PI3 (para-influenza) en het runder-coronavirus toeslaan, maar ook de bacteriën Mannheimia haemolitica, Pasteurella multocida en Mycoplasma bovis. Al deze ziekteverwekkers zijn veroorzakers of wegbereiders van luchtweginfecties. Met een combinatievaccin kan hun rampzalige uitwerking de kop ingedrukt worden.

Neus- en halsenting
Er zijn verschillende entschema’s te hanteren: vaccins die vanaf een leeftijd van veertien dagen toegepast kunnen worden als halsenting en vaccins die vanaf dag 1 toegepast kunnen worden als neusenting. Brand is vooral gecharmeerd van een neusenting enkele dagen na de geboorte op het melkveebedrijf (tegen pinkengriep en para-influenza) in combinatie met een halsenting op het vleeskalverbedrijf. De halsenting werkt naast pinkengriep en para-influenza ook tegen Mannheimia en moet na vier weken herhaald worden. Elk bedrijf heeft zijn eigen karakteristieken. Daarom moet er steeds per bedrijf een afgewogen plan gemaakt worden, aldus Brand.
De dierenarts van DGC Boven-Veluwe ziet vaccineren op melkvee- en kalverbedrijven als een enorme stap vooruit. Koppelkuren op kalverbedrijven slaan daardoor beter aan en het totale antibioticagebruik daalt. Ook uitval en het ontstaan van achterblijvers neemt af. Nog liever ziet Brand dat vaccineren gebeurt met een wezenlijke verandering in de structuur van melkveehouderij en kalverhouderij, zoals in Duitsland. Daar blijven de jonge kalveren vanaf 1 januari 2023 28 dagen op het melkveebedrijf. Kalveren zijn dan hun meest gevoelige periode door en hebben zelf al weer weerstand opgebouwd. “Dan maken we echt grote stappen vooruit in de gezondheid van kalveren.”


Kalveren gevoelig voor longontsteking

Kalveren hebben een relatief klein longvolume ten opzichte van hun lichaamsgewicht. Als de longen- en luchtwegen geïnfecteerd raken, hebben kalveren er meer last van dan andere dieren. Een kalf met beschadigde longen zal minder goed groeien. Dat is funest voor de vrouwelijke dieren die later melkkoe moeten worden, maar ook voor de dieren die het bedrijf verlaten en op het kalverbedrijf in acht maanden moeten uitgroeien naar een gewicht van 300 kg. Het verminderen van luchtweginfecties is dus een belangrijke opgave voor zowel de melkveehouderij als de kalverhouderij.


‘Vloeibaar goud belangrijkste voor pasgeboren kalf’

Om voldoende antistoffen binnen te krijgen tegen diarree, maar ook tegen longziekten is een goede biestmanagement essentieel. “Goede biest is vloeibaar goud voor pasgeboren kalveren”, zegt Henk Kuijk van farmaceut MSD. “Ook wanneer er gevaccineerd wordt bij kalveren geldt dat biest belangrijk is om vaccinaties afdoende te laten slagen.” De concentratie antistoffen in biest wisselt per koe. Door het meten van de droge stof van biest, uitgedrukt in brix, kan bepaald worden hoeveel antistoffen biest bevat. Zeer goede biest bezit een brix-waarde van 29 of 30. Hierin zit 128 tot 139 gr IgG per liter. Voor een goede afweer heeft een kalf gedurende de eerste levensdag 250 gr IgG nodig. Twee liter biest is in dit geval voldoende. Heeft een koe een lagere brix-waarde, bijvoorbeeld 24 dan is 3,5 liter biest nodig om het kalf voldoende te beschermen. Meer melk kan het pasgeboren kalf ook niet verwerken in de lebmaag, vandaar dat een hogere waarde vereist is. De eerste biest bevat de meeste antistoffen. Bij de tweede melking is de concentratie antistoffen gehalveerd.
 

Agenda

    Er zijn momenteel geen evenementen gepland

Meer agenda

De Stoppersregeling

Alle antwoorden op veel gestelde vragen

Klik hier

Stelling

Loading

Weer

  • Maandag
    22° / 9°
    10 %
  • Dinsdag
    23° / 8°
    10 %
  • Woensdag
    21° / 9°
    5 %
Meer weer